5. Voeding
Oefen hier met Quizelet. Flipkaarten over voeding en vertering.
Meerkeuze vragen (conserveren) >>>
Vraag 1: Schimmels planten zich voort door middel van sporen. Sporen zijn hele kleine lichte stofjes die je niet kunt zien. Schimmels maken deze sporen bijvoorbeeld in hun padenstoel. Er bestaan ook endosporen. Wat zijn endosporen? A. Endosporen worden gemaakt door gisten B. Endosporen worden gemaakt door schimmels die buiten leven C. Endosporen worden gemaakt door bacteriën D. Endosporen zijn giftige sporen Antwoord:B. Endosporen zijn sporen die gemaakt zijn door bacteriën.
Vraag 2: Er zitten altijd sporen van bacteriën en schimmels op ons voedsel. Wanneer deze zich vermenigvuldigen kunnen ze ons ziek maken, dit noem je voedselvergiftiging. Wanneer kunnen bacteriën en schimmels in ons voedsel in leven blijven en zich vermenigvuldigen? A. Als in het voedsel vocht, zuurstof en de juiste temperatuur aanwezig zijn. B. Als in het voedsel vocht, koolstofdioxide en de juiste temperatuur aanwezig zijn. C. Als in het voedsel zuurstof en de juiste temperatuur aanwezig zijn. D. Als in het voedsel koolstofdioxide en de juiste temperatuur aanwezig zijn. Antwoord:A. Bacteriën en schimmels hebben voedsel, vocht, water en een goede temperatuur nodig om te groeien.
Vraag 3: Louis Pasteur leefde in de 19e eeuw en was een Franse scheikundige en bioloog, vooral bekend vanwege de naar hem vernoemde pasteurisatietechniek en door zijn ontdekking van het vaccin tegen hondsdolheid. Bij het woord pasteuriseren denken veel mensen aan melk, omdat dit een van de meest bekende voedselproducten is die op deze manier langer houdbaar wordt gemaakt. Ook kan voedsel worden gesteriliseerd. Dit kan met temperatuur gebeuren, maar ook door een hoge dosis straling. Wat is het verschil tussen pasteuriseren en steriliseren? A. Bij pasteuriseren is de temperatuur lager zodat het voedsel lekker blijft, bij steriliseren is de temperatuur hoger en wordt de smaak van het voedsel minder. B. Er is eigenlijk geen verschil, alleen is pasteuriseren een oudere techniek. C. Bij pasteuriseren gaan alle micro-organismen in het voedsel dood, bij steriliseren gaan de meeste dood. D. Bij pasteuriseren gaan de meeste micro-organismen in het voedsel dood, bij steriliseren gaan ze allemaal dood. Antwoord:D. Pasteuriseren gebeurt bij 70 graden waardoor niet alle micro-organismen dood gaan, steriliseren gebeurt bij 120 graden waardoor alle micro-organismen dood gaan.
Vraag 4: Twee Duitse amateurbergbeklimmers vonden op 19 september 1991 in de Italiaanse Alpen in een gletsjer een ijsmummie. Ze gaven hem de naam Ötzi. Hij is de oudste menselijke mummie die in Europa is gevonden. Bestudering van Ötzi, in het bijzonder zijn voeding, kleding, uitrusting en bewapening, heeft kennis opgeleverd over het leven in de nieuwe steentijd, 5300 jaar geleden. Vooral de koperen bijl die hij bij zich droeg is opmerkelijk. Door welke conserveertechniek is Ötzi zolang bewaard gebleven? A. Drogen B. Invriezen C. Vacuüm D. Alle antwoorden zijn goed Antwoord:B. Door de kou op de gletsjer is het lichaam niet aangetast door micro-organismen.
|
Meerkeuze vragen (verschillende eters) >>>
Vraag 1: Elk dier moet eten om in leven te blijven. Zoogdieren gebruiken hun tanden en kiezen om het voedsel kleiner te maken voor ze het doorslikken. Er zijn verschillende soorten tanden en kiezen. Twee leerlingen doen hierover een uitspraak. Jeroen zegt dat plooikiezen alleen voorkomen bij herbivoren. Daan zegt dat hoektanden alleen voorkomen bij carnivoren. Wie heeft er gelijk? A. Alleen Jeroen? B. Alleen Daan? C. Ze hebben allebei gelijk D. Ze hebben allebei ongelijk Antwoord:A. Alleen herbivoren (planteneters) hebben plooikiezen (maalkiezen). Hoektanden komen voor bij zowel carnivoren (vleeseters) als omnivoren (alleseters).
Vraag 2: Alleseters kunnen zowel vlees als plantaardig voedsel verteren. Ze hebben een verteringsstelsel dat langer is dan dat van een vleeseter, maar korter dan dat van een planteneter. Waarom is het verteringsstelsel van een alleseter langer dan dat van een vleeseter? A. Alleseters malen hun voedsel beter B. Vleeseters verteren hun voedsel sneller C. Alleseter moeten ook celwanden verteren D. Vleeseters eten minder voedsel Antwoord:C. Plantencellen zijn door de stevige celwand moeilijk te verteren.
Vraag 3: De voorouders van onze vogels zijn dinosauriërs. Deze voorouders hadden, in tegenstelling van onze moderne vogel, wel tanden. Waarschijnlijk verloren de vogels ruim 100 miljoen jaar geleden hun gebit. Omdat hedendaagse vogels hun eten dus niet kunnen kauwen, hebben sommige een krop, dit is een soort gespierde maag. De vogels slikken af en toe steentjes in en door het samentrekken van de spiermaag kan zo het voedsel worden gemalen. Hierna gaat het voedsel naar de echte maag. Welke soort vogels zullen waarschijnlijk een krop hebben? A. Vogels met een pincetsnavel B. Vogels met een haaksnavel C. Vogels met een zeefsnavel D. Vogels met een scheursnavel E. Vogels met een kegelsnavel F. Vogels met een priemsnavel Antwoord:C, E, F. De krop komt voor bij dieren die plantaardig materiaal eten. Vogels met een kegelsnavel zijn zaadeters. Vogels met een zeefsnavel en een priemsnavel eten dierlijk en plantaardig materiaal.
Vraag 4: De meeste vleermuizen eten insecten die ze ´s avonds vangen. Het hele lichaam van een vleermuis is aangepast aan het vangen en het eten van het favoriete voedsel, vooral het gebit. Europese vleermuizen hebben scherpe kiezen om insecten te kauwen. Een vleermuis nectar drinkt heeft een heel ander gebit en spijsverteringskanaal. Maar ook de vleugels, de oren en de poten zijn aan het type voedsel aangepast. Er zijn ook vleermuizen die bloed drinken. Deze vampiervleermuizen zijn over de hele wereld berucht als bloedzuiger en hebben daarmee alle vleermuizen een slechte naam bezorgd. Toch gebeurt het maar zelden dat het slachtoffer van een vampiervleermuis om het leven komt door bloedverlies. De gewone vampiervleermuis is duidelijk herkenbaar aan zijn puntige oren en hij is bedekt met een zachte, rood tot grijsbruine vacht die aan de onderzijde lichter van kleur is. Het gespecialiseerde dieet van de vampiervleermuis heeft ertoe geleid dat hij minder tanden heeft dan de meeste andere vleermuizen: 20 vergeleken met de 36 van de insectenetende vleermuizen. Sommige delen van zijn gebit zijn bijzonder goed ontwikkeld, andere juist veel minder. Welke delen zijn dit? A. Goed ontwikkeld: hoektanden. Minder goed ontwikkeld: kiezen. B. Goed ontwikkeld: hoektanden. Minder goed ontwikkeld: snijtanden. C. Goed ontwikkeld: knipkiezen. Minder goed ontwikkeld: hoektanden. D. Goed ontwikkeld: plooikiezen. Minder goed ontwikkeld: snijtanden. Antwoord:A. Een vampiervleermuis drinkt bloed dus zal goede hoektanden hebben om zijn prooi te kunnen bijten en minder goed ontwikkelde kiezen omdat hij geen voedsel hoeft te kauwen.
|
Teveel cholesterol in je bloed is ongezond! Maar waarom ? En hoe kun je een teveel aan cholesterol vermijden of behandelen? In dit filmpje leer je over de opname en de werking van cholesterol en hoe je een teveel aan cholesterol kunt vermijden.