Hoe schrijf je een proefverslag?
1. TITEL:
1a. Wanneer je het verslag moet inleveren dan doe je dat in een snelhechter.
Op het titelblad komt boven de titel, groot lettertype.
Rechts onderaan komt :
- jouw naam
- klas
- inleverdatum
- met wie je het practicum gedaan hebt
1b. Wanneer je het verslag niet hoeft in te leveren, dan maak je het verslag in je schrift. Je begint dan met de titel en daaronder met wie je hebt samengewerkt.
2. INLEIDING:
Schrijf op bij welk thema het verslag hoort. (thema, basisstof, opdracht)
Ook schrijf hier wat je al weet over het onderwerp.
3. DOEL (probleemstelling):
Wat wil je gaan onderzoeken, wat wil je weten?
(4.) HYPOTHESE (veronderstelling):
Voordat je de proef gaat doen bedenk je een logisch antwoord op de vraag, die je bij punt 3 opgeschreven hebt
5. EXPERIMENT:
5a. Materiaal:
Welke materialen heb je nodig?
5b. Methode:
Wat moet je allemaal doen als je de proef uitvoert.
Schrijf alle stappen op.
6. RESULTAAT:
Wat neem je waar tijdens de proef. Je schrijft de resultaten in een tabel of grafiek of beschrijft zo duidelijk mogelijk wat je hebt waargenomen.
7. CONCLUSIE:
Geef antwoord op je doel (punt 3). En klopt je hypothese (punt 4)?
(8.) DISCUSSIE:
Als je tijdens de proef iets bijzonders opvalt schrijf dat dan hier op. Als er iets fout ging leg je uit wat er gebeurt is.
(9.) LITERATUUR:
Vermeld de boeken, stencils of websites die je gebruikt hebt voor het uitvoeren van de proef en het maken van het verslag.
1a. Wanneer je het verslag moet inleveren dan doe je dat in een snelhechter.
Op het titelblad komt boven de titel, groot lettertype.
Rechts onderaan komt :
- jouw naam
- klas
- inleverdatum
- met wie je het practicum gedaan hebt
1b. Wanneer je het verslag niet hoeft in te leveren, dan maak je het verslag in je schrift. Je begint dan met de titel en daaronder met wie je hebt samengewerkt.
2. INLEIDING:
Schrijf op bij welk thema het verslag hoort. (thema, basisstof, opdracht)
Ook schrijf hier wat je al weet over het onderwerp.
3. DOEL (probleemstelling):
Wat wil je gaan onderzoeken, wat wil je weten?
(4.) HYPOTHESE (veronderstelling):
Voordat je de proef gaat doen bedenk je een logisch antwoord op de vraag, die je bij punt 3 opgeschreven hebt
5. EXPERIMENT:
5a. Materiaal:
Welke materialen heb je nodig?
5b. Methode:
Wat moet je allemaal doen als je de proef uitvoert.
Schrijf alle stappen op.
6. RESULTAAT:
Wat neem je waar tijdens de proef. Je schrijft de resultaten in een tabel of grafiek of beschrijft zo duidelijk mogelijk wat je hebt waargenomen.
7. CONCLUSIE:
Geef antwoord op je doel (punt 3). En klopt je hypothese (punt 4)?
(8.) DISCUSSIE:
Als je tijdens de proef iets bijzonders opvalt schrijf dat dan hier op. Als er iets fout ging leg je uit wat er gebeurt is.
(9.) LITERATUUR:
Vermeld de boeken, stencils of websites die je gebruikt hebt voor het uitvoeren van de proef en het maken van het verslag.

Proefverslag.doc |