Stevigheid en beweging (in aanbouw)
Skelet van de mens
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Extra vragen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Je lichaam bestaat uit ongeveer 206 botten. Al je botten samen noem je het geraamte. Je kunt je skelet indelen in drie delen: romp, ledematen en schedel.
De romp bestaat uit: De wervelkolom, welke bestaat uit: halswervels, borstwervels, lendenwervels, heiligbeen, staartbeen. De borstkas, welke bestaat uit: borstwervels, ribben, borstbeen. De schoudergordel, welke bestaat uit: schouderbladen, sleutelbeenderen. Het bekken, welke staat uit: heupbeenderen, heiligbeen, staartbeen. De ledematen bestaan uit: De armen, welke bestaan uit: opperarmbeen, ellepijp, spaakbeen, botten van de hand,. De benen, welke bestaan uit: dijbeen, scheenbeen, kuitbeen, botten van de voet. De schedel staat uit: wandbeen, slaapbeen, achterhoofdsbeen, voorhoofdsbeen, wiggenbeen, neusbeen, jukboog, bovenkaak, onderkaak. |
Oefenen
Extra vragen
Vraag 1: Welke beenderen vormen de schoudergordel?
Vraag 2: Welke beenderen vormen de bekkengordel?
Vraag 3: Wat zijn ledematen?
Vraag 4: Uit welke beenderen bestaat de wervelkolom?
Vraag 5: Waar geen de halswervels over in de borstwervels?
Vraag 6: De meeste ribben zitten vast aan de wervels en aan het ... ?
Vraag 7: Hoe heet het grootste voetwortelbeentje?
Vraag 8: Wat is het grootste bot in je lichaam?
Vraag 9: Wat zijn de kleinste botjes in je lichaam?
Vraag 10: Hoeveel kootjes meer heeft een vinger in vergelijking met de duim?
Vraag 11: Welk bot zit wel in het been wat niet in de arm zit?
Vraag 12: De duim is opponeerbaar, wat betekent dat?
Antwoord:
Schouderbladen en sleutelbeenderen
Vraag 2: Welke beenderen vormen de bekkengordel?
Antwoord:
De heupbeenderen
Vraag 3: Wat zijn ledematen?
Antwoord:
De armen en de benen
Vraag 4: Uit welke beenderen bestaat de wervelkolom?
Antwoord:
Halswervels, borstwervels, lendenwervels, heiligbeen, staartbeen
Vraag 5: Waar geen de halswervels over in de borstwervels?
Antwoord:
Bij de ribben. De ribben zitten aan de borstwervels vast.
Vraag 6: De meeste ribben zitten vast aan de wervels en aan het ... ?
Antwoord:
Het borstbeen
Vraag 7: Hoe heet het grootste voetwortelbeentje?
Antwoord:
Het hielbeen
Vraag 8: Wat is het grootste bot in je lichaam?
Antwoord:
Het dijbeen
Vraag 9: Wat zijn de kleinste botjes in je lichaam?
Antwoord:
De gehoorbeentjes
Vraag 10: Hoeveel kootjes meer heeft een vinger in vergelijking met de duim?
Antwoord:
Vinger: 3 kootjes. Duim: 2 kootjes. Dus één kootje meer.
Vraag 11: Welk bot zit wel in het been wat niet in de arm zit?
Antwoord:
De knieschijf
Vraag 12: De duim is opponeerbaar, wat betekent dat?
Antwoord:
Dat je met de punt van je duim de andere vingers van dezelfde hand kan aanraken.
De functies van het skelet
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Extra vragen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Het skelet ofwel geraamte bestaat uit botten. De botten zijn gemaakt van been, dit is een harde stof en zorgt voor de stevigheid van je lichaam. In je lichaam zit ook kraakbeen. Kraakbeen is soepeler en zit bijvoorbeeld in je oorschelp.
Spieren laten ons lichaam bewegen, maar we zouden niet erg ver komen, als we geen skelet hadden waar die spieren aan vastzaten. Een van het skelet is dus om bewegingen mogelijk maken. Ook beschermt het skelet sommige van onze organen. Als je op je hoofd valt zijn niet gelijk je hersenen kapot en een klap tegen je ribbenkast beschadigt niet meteen je hart of longen. Tot slot geeft het skelet ook vorm aan ons lichaam. |
Vorm en functie
De poten van dieren zijn goed aangepast aan de omgeving. Sommige zoogdieren zijn zwaar en hebben daarom grote platte poten, andere zoogdieren moeten juist hard kunnen rennen en lopen daarom alleen maar op de tenen van hun poten. Je kunt zoogdieren aan de hand van de bouw van hun poten verdelen in drie groepen: zoolgangers, teengangers en topgangers. Topangers worden ook wel hoefgangers genoemd. Skeletten van zool-, teen- en topgangers vertonen verschillen maar ook overeenkomsten.
Voorbeelden van zoolgangers zijn beren en mensen. Voorbeelden van teengangers zijn katachtigen, zoals katten en tijgers. Dit zijn dieren die jagen en dus snel moeten kunnen sprinten. Voorbeelden van topgangers zijn herten en paarden. Dit zijn dieren die hele lange poten hebben omdat ze op de top van hun tenen lopen (hoef). Door deze lange poten kunnen ze hard rennen
Voorbeelden van zoolgangers zijn beren en mensen. Voorbeelden van teengangers zijn katachtigen, zoals katten en tijgers. Dit zijn dieren die jagen en dus snel moeten kunnen sprinten. Voorbeelden van topgangers zijn herten en paarden. Dit zijn dieren die hele lange poten hebben omdat ze op de top van hun tenen lopen (hoef). Door deze lange poten kunnen ze hard rennen
Vergelijk de poten van deze drie dieren
Oefenen
Extra vragen
Vraag 1: Op welk deel van de voet loopt een zoolganger?
Vraag 2: Op welk deel van de voet loopt een teenganger?
Vraag 3: Op welk deel van de voet loopt een topganger (hoefganger)?
Vraag 4: Wat voor soort ganger is de mens?
Vraag 5: Wat is het voordeel om op de hele voetzool te staan?
Vraag 6: Wat voor soort ganger is een tijger?
Vraag 7: Wat is het voedsel van de meeste teengangers?
Vraag 8: Wat is het voordeel voor teengangers om op hun tenen te lopen?
Vraag 9: Wat voor soort ganger is een zebra?
Vraag 10: Wat is het voordeel voor de zebra om een topganger te zijn?
Vraag 11: Welk dier is sneller weg als ze gaan rennen; teengangers of topgangers?
Vraag 12: Bij welke ganger bevindt het hielbeen zich het verst van de grond?
Antwoord:
Op zijn hele voetzool.
Vraag 2: Op welk deel van de voet loopt een teenganger?
Antwoord:
Op zijn tenen/ teen kootjes.
Vraag 3: Op welk deel van de voet loopt een topganger (hoefganger)?
Antwoord:
Op de topen van zijn tenen (hoef).
Vraag 4: Wat voor soort ganger is de mens?
Antwoord:
Een zoolganger
Vraag 5: Wat is het voordeel om op de hele voetzool te staan?
Antwoord:
De voeten hebben zo een groter oppervlak. Hierdoor zakken de dieren minder snel weg in drassige grond en kunnen ze beter hun evenwicht bewaren.
Vraag 6: Wat voor soort ganger is een tijger?
Antwoord:
Een teenganger
Vraag 7: Wat is het voedsel van de meeste teengangers?
Antwoord:
De meeste teengangers zijn vleesters.
Vraag 8: Wat is het voordeel voor teengangers om op hun tenen te lopen?
Antwoord:
Ze kunnen daardoor snel vaart maken en (over korte afstanden) hard rennen.
Vraag 9: Wat voor soort ganger is een zebra?
Antwoord:
Een topganger (hoefganger).
Vraag 10: Wat is het voordeel voor de zebra om een topganger te zijn?
Antwoord:
Hierdoor krijgt hij lange poten en kan (over lange afstanden) hard rennen.
Vraag 11: Welk dier is sneller weg als ze gaan rennen; teengangers of topgangers?
Antwoord:
Teengangers
Vraag 12: Bij welke ganger bevindt het hielbeen zich het verst van de grond?
Antwoord:
Bij de topgangers (hoefgangers).
De bouw van botten
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Extra vragen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Je geraamte moet wel tegen een stootje kunnen en dus stevig zijn. Een bot bestaat uit been. Voor de geboorte bestaat het geraamte nog uit kraakbeen. Enkele botten, zoals in je neus en oorschelp, blijven uit kraakbeen bestaan. Bot bestaat uit beencellen, kalkzouten en lijmstof.
Kalkzouten maakt het bot stevig, maar ook broos. Als je een stukje kalk probeert te buigen, breekt het. Lijmstof is gemakkelijk in elkaar te drukken, maar veert daarna weer terug. Als je ouder wordt, veranderen je lijmstoffen in kalkzouten. Botten van ouders mensen zijn door de kalkzouten zo hard geworden dat ze makkelijker breken dan de botten van jongere mensen. Jongere mensen hebben nog veel lijmstoffen in hun botten zitten. Hierdoor zijn hun botten een beetje flexibel. |
Kraakbeen |
Been (bot) |
|
Tussencelstof: |
Stevig, maar toch buigzaam |
Hard en bestaat vooral uit kalkzouten |
Waar liggen de cellen: |
In groepjes bij elkaar |
In kringen rondom fijne kanaaltjes |
Oefenen
Extra vragen
Beantwoord de volgende vragen over kraakbeenweefsel en beenweefsel
Vraag 1: Welke stof verdwijnt uit een bot als je het in zoutzuur legt?
Vraag 2: Hoe ziet een bot eruit dat in zoutzuur heeft gelegen?
Vraag 3: Wat is de functie van de kalkzouten?
Vraag 4: Welke stof verdwijnt uit een bot als je het in een vlam houdt?
Vraag 5: Hoe ziet een bot eruit dat in de vlam is gehouden?
Vraag 6: Wat is de functie van de lijmstof?
Vraag 7: Wat is zachter, beenweefsel of kraakbeenweefsel?
Vraag 8: Noem enkele plaatsen waar kraakbeenweefsel voorkomt in het lichaam.
Vraag 9: Wie heeft meer lijmstof, een baby of een bejaarde?
Vraag 10: Wie heeft meer kalkzouten, een baby of een bejaarde?
Vraag 11: Waarom heeft een baby vooral kraakbeen?
Vraag 12: Waarom verwerkten lijmfabrieken vroeger veel beenderen?
Vraag 13: Waarom zitten er tussen je ribben en het borstbeen kraakbeenverbindingen?
Juist of onjuist vragen:
Vraag 14: Beenweefsel bevat geen bloedvaten.
Vraag 15: Een belangrijk verschil tussen beenweefsel en kraakbeenweefsel is de soort tussencelstof.
Vraag 16: Beenweefsel bevat meer tussencelstof dan kraakbeenweefsel.
Antwoord:
Kalkzouten
Vraag 2: Hoe ziet een bot eruit dat in zoutzuur heeft gelegen?
Antwoord:
Zacht en buigzaam
Vraag 3: Wat is de functie van de kalkzouten?
Antwoord:
Stevigheid (hardheid) geven aan het beenweefsel.
Vraag 4: Welke stof verdwijnt uit een bot als je het in een vlam houdt?
Antwoord:
Lijmstof
Vraag 5: Hoe ziet een bot eruit dat in de vlam is gehouden?
Antwoord:
Bros en onbuigzaam
Vraag 6: Wat is de functie van de lijmstof?
Antwoord:
Het bot een beetje buigbaar maken.
Vraag 7: Wat is zachter, beenweefsel of kraakbeenweefsel?
Antwoord:
Kraakbeenweefsel
Vraag 8: Noem enkele plaatsen waar kraakbeenweefsel voorkomt in het lichaam.
Antwoord:
Neus, oorschelp, tussen de wervels, in gewrichten.
Vraag 9: Wie heeft meer lijmstof, een baby of een bejaarde?
Antwoord:
Een baby
Vraag 10: Wie heeft meer kalkzouten, een baby of een bejaarde?
Antwoord:
Een bejaarde
Vraag 11: Waarom heeft een baby vooral kraakbeen?
Antwoord:
Zodat het makkelijker door het geboortekanaal heen kan.
Vraag 12: Waarom verwerkten lijmfabrieken vroeger veel beenderen?
Antwoord:
Om de lijmstof die in beenderen zit.
Vraag 13: Waarom zitten er tussen je ribben en het borstbeen kraakbeenverbindingen?
Antwoord:
Tijdens het ademhalen moeten je ribben een beetje kunnen bewegen. Dit kan doordat ze met kraakbeen vastzitten aan het borstbeen.
Juist of onjuist vragen:
Vraag 14: Beenweefsel bevat geen bloedvaten.
Antwoord:
Onjuist, elke cel van het lichaam heeft zuurstof nodig.
Vraag 15: Een belangrijk verschil tussen beenweefsel en kraakbeenweefsel is de soort tussencelstof.
Antwoord:
Juist, bij kraakbeen bestaat de tussencelstof vooral bestaat uit lijmstoffen. Bij been bestaat de tussencelstof vooral uit kalkzouten.
Vraag 16: Beenweefsel bevat meer tussencelstof dan kraakbeenweefsel.
Antwoord:
Onjuist, het grote verschil is de soort tussenstof, niet in de hoeveelheid.
Beantwoord de volgende vragen over de haai
Anders dan bij de meeste vissen bestaat het skelet van een haai uit kraakbeen. Dat is iets zachter dan been, maar ook lichter en soepeler. Omdat het kraakbeen van een dode haai snel vergaat, zijn er weinig fossiele skeletten van haaien gevonden.
Vraag 1: Wat is voor de haai het voordeel van zijn kraakbeen skelet? Antwoord:Het skelet van kraakbeen bevat veel lijmstoffen, hierdoor is zijn skelet licht en soepel.
|
Vraag 2: Hoe komt het dat van haaien bijna geen fossiele skeletten zijn gevonden?
Vraag 3: Welke delen van haaien kunnen we nog wel terug vinden?
Vraag 4: Waarom vinden we nog wel deze wel vaak terug?
Vraag 5: Voor mensen zou het niet handig zijn als hun hele skelet uit kraakbeen zou bestaan, omdat dat niet stevig genoeg is als we groeien. Hoe komt het dat het skelet van een haai wel helemaal uit kraakbeen kan bestaan?
Antwoord:
Omdat het skelet van een haai uit zacht kraakbeen bestaat, vergaat dit makkelijk als de haai dood is.
Vraag 3: Welke delen van haaien kunnen we nog wel terug vinden?
Antwoord:
De tanden van een haai.
Vraag 4: Waarom vinden we nog wel deze wel vaak terug?
Antwoord:
Haaietanden zijn niet gemaakt van kraakbeen, maar zijn juist heel hard.
Vraag 5: Voor mensen zou het niet handig zijn als hun hele skelet uit kraakbeen zou bestaan, omdat dat niet stevig genoeg is als we groeien. Hoe komt het dat het skelet van een haai wel helemaal uit kraakbeen kan bestaan?
Antwoord:
Een haai leeft in het water, en het water geeft steun aan zijn lichaam (opwaartse druk). Daardoor kan hij niet in elkaar zakken.
Beenverbindigen
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Extra vragen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Oefenen
Extra vragen
Vraag 1: Welke verbinding zit tussen de wervels van het heiligbeen?
Vraag 2: Welke verbinding zit tussen het heupbeen en het dijbeen?
Vraag 3: Welke verbinding zit tussen twee lendenwervels?
Vraag 4: Welke verbinding zit tussen de schedelbeenderen?
Vraag 5: Welke verbinding zit tussen twee vingerkootjes?
Vraag 6: Welke twee botten vormen het ellebooggewricht?
Vraag 7: Welke twee functies hebben de kraakbeenlaagjes in een gewricht?
Vraag 8: Welke twee functies hebben het gewrichtskapsel?
Vraag 9: Wat is de functie van het gewrichtssmeer?
Vraag 10: Door welke twee manieren kan een gewricht soepel bewegen?
Vraag 11: Heeft elk gewricht een kapselband?
Vraag 12: Wat is de functie van een kapselband?
Extra:
Vraag 13: Hoewel de botten in de armen en benen veel op elkaar lijken zitten er ook verschillen in. Zo kunnen de twee botten in de onderarm, de ellepijp en het spaakbeen, rond elkaar heen draaien, wat de twee botten in het onderbeen niet kunnen. Welke vinger ligt in het verlengde van de ellepijp?
A. De pink
B. Dat kan verschillen
C. De duim
D. Dat is links anders dan rechts
Vraag 14: Jaap zegt dat een gewricht altijd uit twee botten bestaan. Eefje zegt dat elk gewricht een kapselband heeft. Wie heeft er gelijk?
A. Alleen Jaap
B. Alleen Eefje
C. Ze hebben allebei gelijk
D. Ze hebben allebei ongelijk
Vraag 15: Bij een ontwrichting is het uit de kom schieten van een gewricht. Er is bij een ontwrichting vaak schade aan de omliggende kapsels en banden rond het gewricht. Soms is er ook schade aan de zenuwen en bloedvaten en raakt het kraakbeen en gewrichtsoppervlak beschadigd.
Bij welke gewrichten zal ontwrichting het vaakst voorkomen?
A. Spaakbeen en ellepijp
B. Opperarmbeen en schouderblad
C. Ellepijp en opperarmbeen
D. Dijbeen en bekken
Vraag 16: De schedel is een geheel van verschillende botstructuren, die samen het deel van het skelet vormen dat vorm geeft aan het hoofd van een mens of aan de kop van een dier. De menselijke schedel bestaat uit 22 botten en is het meest uitgebreide deel van het skelet. De schedel bestaat uit twee delen: de mandibula (onderkaak) en het cranium. De voornaamste functie van de schedel is bescherming van de hersenen.
Hoe zijn de meeste botten van de schedel met elkaar verbonden? En welk gewricht komt ook voor in de schedel?
A. Meeste verbonden door: vergroeid. Gewricht: schanier.
B. Meeste verbonden door: vergroeid. Gewricht: kogel.
C. Meeste verbonden door: naadverbinding. Gewricht: schanier.
D. Meeste verbonden door: naadverbinding. Gewricht: kogel.
Antwoord:
Vergroeid
Vraag 2: Welke verbinding zit tussen het heupbeen en het dijbeen?
Antwoord:
(Kogel)gewricht
Vraag 3: Welke verbinding zit tussen twee lendenwervels?
Antwoord:
Kraakbeen
Vraag 4: Welke verbinding zit tussen de schedelbeenderen?
Antwoord:
Naadverbinding
Vraag 5: Welke verbinding zit tussen twee vingerkootjes?
Antwoord:
(Scharnier)gewricht
Vraag 6: Welke twee botten vormen het ellebooggewricht?
Antwoord:
Opperarmbeen en ellepijp
Vraag 7: Welke twee functies hebben de kraakbeenlaagjes in een gewricht?
Antwoord:
De botten soepel laten bewegen en slijtage tegengaan.
Vraag 8: Welke twee functies hebben het gewrichtskapsel?
Antwoord:
De botten op je juiste plaats houden en gewrichtssmeer afgeven.
Vraag 9: Wat is de functie van het gewrichtssmeer?
Antwoord:
Het werkt als een soort smeerolie, het laat de botten soepel bewegen.
Vraag 10: Door welke twee manieren kan een gewricht soepel bewegen?
Antwoord:
Door het kraakbeenlaagje en het gewrichtssmeer.
Vraag 11: Heeft elk gewricht een kapselband?
Antwoord:
Nee
Vraag 12: Wat is de functie van een kapselband?
Antwoord:
Extra stevige banden die de botten op de plek houden.
Extra:
Vraag 13: Hoewel de botten in de armen en benen veel op elkaar lijken zitten er ook verschillen in. Zo kunnen de twee botten in de onderarm, de ellepijp en het spaakbeen, rond elkaar heen draaien, wat de twee botten in het onderbeen niet kunnen. Welke vinger ligt in het verlengde van de ellepijp?
A. De pink
B. Dat kan verschillen
C. De duim
D. Dat is links anders dan rechts
Antwoord:
A. De pink ligt in het verlengde van de ellepijp.
Vraag 14: Jaap zegt dat een gewricht altijd uit twee botten bestaan. Eefje zegt dat elk gewricht een kapselband heeft. Wie heeft er gelijk?
A. Alleen Jaap
B. Alleen Eefje
C. Ze hebben allebei gelijk
D. Ze hebben allebei ongelijk
Antwoord:
A. Elk gewricht bestaat uit twee botten. Alleen gewrichten waar veel kracht op staat hebben kapselbanden.
Vraag 15: Bij een ontwrichting is het uit de kom schieten van een gewricht. Er is bij een ontwrichting vaak schade aan de omliggende kapsels en banden rond het gewricht. Soms is er ook schade aan de zenuwen en bloedvaten en raakt het kraakbeen en gewrichtsoppervlak beschadigd.
Bij welke gewrichten zal ontwrichting het vaakst voorkomen?
A. Spaakbeen en ellepijp
B. Opperarmbeen en schouderblad
C. Ellepijp en opperarmbeen
D. Dijbeen en bekken
Antwoord:
B. Bij het kogelgewricht tussen het opperarmbeen en schouderblad komen de meeste ontwrichtingen voor.
Vraag 16: De schedel is een geheel van verschillende botstructuren, die samen het deel van het skelet vormen dat vorm geeft aan het hoofd van een mens of aan de kop van een dier. De menselijke schedel bestaat uit 22 botten en is het meest uitgebreide deel van het skelet. De schedel bestaat uit twee delen: de mandibula (onderkaak) en het cranium. De voornaamste functie van de schedel is bescherming van de hersenen.
Hoe zijn de meeste botten van de schedel met elkaar verbonden? En welk gewricht komt ook voor in de schedel?
A. Meeste verbonden door: vergroeid. Gewricht: schanier.
B. Meeste verbonden door: vergroeid. Gewricht: kogel.
C. Meeste verbonden door: naadverbinding. Gewricht: schanier.
D. Meeste verbonden door: naadverbinding. Gewricht: kogel.
Antwoord:
C. De meeste botten van de schedel zijn verbonden door middel van een naadverbinding. De onderkaak is verbonden met een scharniergewricht.
Spieren
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Extra vragen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Oefenen
Extra vragen
Vraag 1: Wat gebeurt er met een spier die zich samentrekt?
Vraag 2: Kan een spier ook duwen?
Vraag 3: Wat zijn antagonisten?
Vraag 4: Bepaalde buikspieren zorgen ervoor dat je voorover kunt buigen. Welke spieren zijn hiervan de antagonisten?
Vraag 5: De biceps van iemand is samengetrokken. Is de arm gestrekt of gebogen?
Vraag 6: De arm van iemand is gestrekt. Is de triceps dan ontspannen of samengetrokken?
Vraag 7: En is zijn biceps dan ontspannen of samengetrokken?
Vraag 8: Waar liggen de spieren van de vingers?
Vraag 9: Hoe heet de verbinding tussen een spier en een bot?
Vraag 10: Iemand wil een bal hard wegschoppen, welke spier trekt zich hiervoor samen?
Vraag 11: Als iemand vaak op hoge hakken loopt, zullen de kuitspieren inkorten. Hoe komt dit?
Extra:
Vraag 12: Het menselijk lichaam telt meer dan 600 spieren. Ze zitten dan ook op heel veel plekken. Denise zegt dat er ook spieren in de huid zitten. Alex zegt dat er zelfs spieren zitten in het hart. Wie heeft er gelijk?
A. Alleen Denise
B. Alleen Alex
C. Allebei gelijk
D. Allebei ongelijk
Vraag 13: Een orgaansysteem of orgaanstelsel is een geheel van organen die samen een functioneel geheel vormen. Zo vormen alle spieren samen in je lichaam het spierstelsel. Het spierenstelsel heeft een hele duidelijke functie. Welke orgaanstelsels gebruik je als mens om te kunnen bewegen?
A. Spierstelsel en beenderenstelsel
B. Spierstelsel, beenderenstelsel en bloedvatenstelsel
C. Spierstelsel en zenuwstelsel
D. Spierstelsel, beenderenstelsel en zenuwstelsel
Vraag 14: Een marathonloper en een gewichtheffer hebben allebei goed getrainde spieren. Toch zien ze er heel verschillend uit. Dit heeft te maken met het soort spiervezels van deze sporters. Wat gebeurt er met de spier van deze sporters als de spier gaat werken en waarom gebeurt dit?
A. De bloedvaatjes laten meer bloed door, hierdoor kunnen de spiercellen beter verbranden.
B. De bloedvaatjes laten meer bloed door, hierdoor kunnen de spiercellen beter zuurstof afgeven.
C. De bloedvaatjes laten minder bloed door, hierdoor kunnen de spiercellen beter verbranden.
D. De bloedvaatjes laten minder bloed door, hierdoor kunnen de spiercellen beter zuurstof afgeven.
Vraag 15: Vissen zijn in het water levende gewervelde dieren die ademhalen met kieuwen. De meeste vissen zijn koudbloedig, maar sommige grotere soorten vertonen warmbloedige trekjes. Vissen komen over de hele wereld voor. Er zijn ruim 32.000 bekende soorten, in meer dan 500 families onderverdeeld en er wordt met regelmaat een nieuwe soort ontdekt.
Het grootste gedeelte van het lichaam van een vis bestaat uit twee grote lichaamsspieren, die via de huid en de wervelkolom de staartvin aandrijven. Deze lichaamsspieren zijn vooral opgebouwd uit witte spiervezels. Dit komt omdat de meeste vissen geen sterke spieren nodig hebben dankzij de opwaartse kracht van het water. Bepaalde soorten vissen, zoals tonijn, hebben wel roze vlees. Wat kunnen tonijnen door dit roze vlees goed in het water?
A. Lange afstanden zwemmen
B. Snel reageren op hun omgeving
C. Snel zwemmen
D. Aandacht trekken van soortgenoten
Antwoord:
Deze spier wordt korter en dikker.
Vraag 2: Kan een spier ook duwen?
Antwoord:
Nee
Vraag 3: Wat zijn antagonisten?
Antwoord:
Spieren waarvan de samentrekking een tegengesteld effect hebben.
Vraag 4: Bepaalde buikspieren zorgen ervoor dat je voorover kunt buigen. Welke spieren zijn hiervan de antagonisten?
Antwoord:
Bepaalde rugspieren.
Vraag 5: De biceps van iemand is samengetrokken. Is de arm gestrekt of gebogen?
Antwoord:
Gebogen
Vraag 6: De arm van iemand is gestrekt. Is de triceps dan ontspannen of samengetrokken?
Antwoord:
Samengetrokken
Vraag 7: En is zijn biceps dan ontspannen of samengetrokken?
Antwoord:
Ontspannen
Vraag 8: Waar liggen de spieren van de vingers?
Antwoord:
In je onderarm.
Vraag 9: Hoe heet de verbinding tussen een spier en een bot?
Antwoord:
Pees
Vraag 10: Iemand wil een bal hard wegschoppen, welke spier trekt zich hiervoor samen?
Antwoord:
De voorste dijspier.
Vraag 11: Als iemand vaak op hoge hakken loopt, zullen de kuitspieren inkorten. Hoe komt dit?
Antwoord:
Als je hoge hakken draagt, loop je eigenlijk op je tenen. Hierdoor wordt de afstand tussen het hielbeen en de achterkant van de knieën kleiner en de kuitspieren verkorten. Wie te vaak op hoge hakken loopt verzwakt zo zijn kuitspieren.
Extra:
Vraag 12: Het menselijk lichaam telt meer dan 600 spieren. Ze zitten dan ook op heel veel plekken. Denise zegt dat er ook spieren in de huid zitten. Alex zegt dat er zelfs spieren zitten in het hart. Wie heeft er gelijk?
A. Alleen Denise
B. Alleen Alex
C. Allebei gelijk
D. Allebei ongelijk
Antwoord:
C. Er komen ook spieren voor in de huid en je hart is een spier.
Vraag 13: Een orgaansysteem of orgaanstelsel is een geheel van organen die samen een functioneel geheel vormen. Zo vormen alle spieren samen in je lichaam het spierstelsel. Het spierenstelsel heeft een hele duidelijke functie. Welke orgaanstelsels gebruik je als mens om te kunnen bewegen?
A. Spierstelsel en beenderenstelsel
B. Spierstelsel, beenderenstelsel en bloedvatenstelsel
C. Spierstelsel en zenuwstelsel
D. Spierstelsel, beenderenstelsel en zenuwstelsel
Antwoord:
D. Om te kunnen bewegen gebruik je spieren, botten en zenuwen.
Vraag 14: Een marathonloper en een gewichtheffer hebben allebei goed getrainde spieren. Toch zien ze er heel verschillend uit. Dit heeft te maken met het soort spiervezels van deze sporters. Wat gebeurt er met de spier van deze sporters als de spier gaat werken en waarom gebeurt dit?
A. De bloedvaatjes laten meer bloed door, hierdoor kunnen de spiercellen beter verbranden.
B. De bloedvaatjes laten meer bloed door, hierdoor kunnen de spiercellen beter zuurstof afgeven.
C. De bloedvaatjes laten minder bloed door, hierdoor kunnen de spiercellen beter verbranden.
D. De bloedvaatjes laten minder bloed door, hierdoor kunnen de spiercellen beter zuurstof afgeven.
Antwoord:
A. Als een spier gaat werken laat deze meer bloed door. De spier krijgt hier meer zuurstof zodat er een betere verbranding kan plaatsvinden.
Vraag 15: Vissen zijn in het water levende gewervelde dieren die ademhalen met kieuwen. De meeste vissen zijn koudbloedig, maar sommige grotere soorten vertonen warmbloedige trekjes. Vissen komen over de hele wereld voor. Er zijn ruim 32.000 bekende soorten, in meer dan 500 families onderverdeeld en er wordt met regelmaat een nieuwe soort ontdekt.
Het grootste gedeelte van het lichaam van een vis bestaat uit twee grote lichaamsspieren, die via de huid en de wervelkolom de staartvin aandrijven. Deze lichaamsspieren zijn vooral opgebouwd uit witte spiervezels. Dit komt omdat de meeste vissen geen sterke spieren nodig hebben dankzij de opwaartse kracht van het water. Bepaalde soorten vissen, zoals tonijn, hebben wel roze vlees. Wat kunnen tonijnen door dit roze vlees goed in het water?
A. Lange afstanden zwemmen
B. Snel reageren op hun omgeving
C. Snel zwemmen
D. Aandacht trekken van soortgenoten
Antwoord:
A. Rode spiervezels kunnen langere tijd samentrekken zonder moe te worden. De kracht die rode spiervezels kunnen leveren is minder groot dan witte spiervezels.
Houding en beweging
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Oefenen
Blessures
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Oefenen
Skelet van dieren
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
Samenvatting
Oefenen