Werken met de microscoop
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Maken preparaat
1 - Doe een druppel water of kleurstof op een (schoon) objectglas.
2 - Leg een dun, doorzichtig voorwerp in de druppel.
3 - Zet een dekglas schuin tegen de druppel en laat deze m.b.v. een prepareernaald voorzichtig zakken.
4 - Zuig de overtollige vloeistof weg.
5 - Breng een druppel water tegen het dekglas als je preparaat uitdroogt.
2 - Leg een dun, doorzichtig voorwerp in de druppel.
3 - Zet een dekglas schuin tegen de druppel en laat deze m.b.v. een prepareernaald voorzichtig zakken.
4 - Zuig de overtollige vloeistof weg.
5 - Breng een druppel water tegen het dekglas als je preparaat uitdroogt.
Scherpstellen
1. Draai de tafel helemaal omlaag en draai het kleinste objectief (B) voor.
2. Zet het lampje (C) aan en het diafragma goed open. 3. Leg het preparaat in het midden tussen de preparaatklemmen. 4. Kijk van opzij en draai de tafel helemaal omhoog. 5. Kijk door het oculair (A). 6. Draai met de grote schroef de tafel langzaam omlaag, stop als het scherp is. 7. Stel met de kleine schroef nauwkeurig scherp. 8. Bepaal met het diafgrama de juiste hoeveelheid licht. 9. Kijk van opzij en draai een groter objectief voor. Stel voorzichtig scherp met de kleine schroef. |
Opruimen
1. Lamp uit.
2. Kleinste objectief voordraaien.
3. Tafel helemaal naar beneden draaien.
4. Preparaat onder de klemmen vandaan halen.
5. Preparaat opruimen. Dekglas in de prullebak, objectglas in de pot met water.
6. Snoer losjes om de tubus draaien.
7. Stofhoes weer over de microscoop.
8. Microscoop terugzetten. Dragen met twee handen.
9. Rest opruimen.
10. Werkplek opruimen en schoonmaken!
11. Krukjes weer onder de tafel.
2. Kleinste objectief voordraaien.
3. Tafel helemaal naar beneden draaien.
4. Preparaat onder de klemmen vandaan halen.
5. Preparaat opruimen. Dekglas in de prullebak, objectglas in de pot met water.
6. Snoer losjes om de tubus draaien.
7. Stofhoes weer over de microscoop.
8. Microscoop terugzetten. Dragen met twee handen.
9. Rest opruimen.
10. Werkplek opruimen en schoonmaken!
11. Krukjes weer onder de tafel.
Oefenen